Concerten
 
Knipscheer-orgel
 
 
Programma

Middagconcert

Zondag 20 januari 2002, 14.30 uur
 

Ensemble 'La Compagnie Baroque'

* m.m.v. Jaco van Leeuwen, orgel

Toegangsprijzen: voorverkoop € 7,50 (Boekhandel Van der Meer);
aan de kerk € 8,-

Passepartout voor de concerten op 20 januari, 17 februari en 10 maart: € 25,-


PROGRAMMA

Werken van Elisabeth Claude Jacquet de la Guerre (1666 - 1729) 

1. Cantate 'Semele' in d kl. terts voor sopraan, viool, traverso en basso 
continuo

2. Triosonate in c kl. terts voor viool, traverso en basso continuo
- Grave 
- Vivace
- Largo
- Vivace
- Aria affettuoso
- Becarre allegro
- Adagio

3.* Uit "Livre d'orgue" van Nicolas de Grigny (1672-1702):
- Cromorne en taille à deux parties
- Trio en dialogue
- Dialogue sur les Grands jeux

4. Sonate in d kl. terts voor viool en basso continuo
- zonder tempo-aanduiding
- presto
- presto

5. Cantate 'Ullise' in e kl. terts voor sopraan, viool, traverso en basso 
continuo


Toelichting

Elisabeth-Claude Jacquet de la Guerre werd geboren in 1666 in Parijs. Ze stamde uit een beroemde familie van musici en instrumentenbouwers. Haar voorouders waren bekende klavecimbelbouwers en haar vader en beide broers waren onder andere organist. Elisabeth was echter veruit de muzikaalste van allen. In 1677 werd in de kranten al melding gemaakt van haar uitzonderlijk talent. Ze zong de meest moeilijke muziek van blad en begeleidde zichzelf en anderen op het klavecimbel. Ook componeerde ze toen al stukken. Op twaalfjarige leeftijd was ze reeds een lieveling van zonnekoning Lodewijk de XIV. Hij heeft altijd haar carriëre aangemoedigd en gaf regelmatig audiëntie bij haar uitvoeringen. Ook mocht ze diverse stukken aan hem opdragen.

In 1684 trouwde ze met de organist Marin de la Guerre en kreeg samen met hem een zoon. In deze periode schreef ze muziek voor klavecimbelsolo en een ballet voor de koning. Deze muziek is helaas verloren gegaan. Haar oudst bewaarde werk is de opera 'Cephale en Procris' en een aantal solo- en trio-sonates. Haar meest produktieve periode kwam echter pas na de eeuwwisseling. Na de dood van haar man en zoon in 1704 wijdde ze zich volledig aan de muziek. Ze organiseerde regelmatig concerten bij haar thuis in Parijs. Deze werden druk bezocht door bekende musici en muziekkenners. Ze had een uitzonderlijk groot talent voor improvisatie en het voor de vuist weg spelen van fantasieën. Verder schreef ze nog vele werken voor klavecimbel, vioolsonates en cantates.

Na 1717 heeft ze zich teruggetrokken en gaf ze geen openbare concerten meer, hoewel in 1721 nog wel haar 'Te Deum', ter herinnering aan de genezing van de waterpokken van de koning, werd uitgevoerd. Ze overleed op 27 juni 1729 en liet een muzikaal rijk repertoire achter dat geheel ten onrechte onbekend is gebleven.